Flashcards zijn oefenkaartjes over de leerstof met op de ene kant bijvoorbeeld een concept en op de andere de verklaring of definitie, op de ene kant een Nederlands woord en op de andere de (Franse, Engelse, Spaanse …) vertaling. Of op de ene kant een chemisch symbool en op de andere het element waarnaar het verwijst.

Flashcards kunnen voor veel vakken worden ingezet.
Je kan zelf flashcards maken, maar er bestaan ook digitale tools zoals Quizlet® of Brainscape®. Eens de oefenkaartjes gemaakt zijn, doorloop je volgende stappen:
Voor sommige leerstofonderdelen is het belangrijk om de oplossing te noteren, zodat je de spelling ook kan controleren. Denk aan woordenschat of chemische formules. Bovendien worden flashcards vaak gebruikt om begrippen of feiten te studeren. Dat is prima, maar wees je ervan bewust dat je om leerstof diepgaand te verwerken ook moet nadenken over verbanden tussen leerstofonderdelen. Daarvoor zijn strategieën zoals vragen bedenken (studeerkaart ‘herkneden door jezelf vragen te stellen’) misschien meer geschikt. Of je kan natuurlijk ook toetsvragen en antwoorden op de flashcards noteren.